De Letse autoriteiten hebben de Commissie in februari 2021 meegedeeld dat het kanaal „Rossiya RTR”, dat vanuit Zweden via satelliet in het Russisch naar Letland uitzendt, inhoud uitzendt die kon worden beschouwd als aanzetten tot geweld of haat.
De taal die tijdens sommige programma’s voor „Roossiya RTR” wordt gebruikt, bevatte met name verwijzingen naar militaire vernietiging en bezetting en riep op tot militaire acties tegen verschillende landen, waaronder Letland en andere Baltische staten. De verklaringen in de betrokken programma’s kunnen leiden tot spanningen en reacties van animositeit binnen de bevolking van Letland en van andere landen. De Letse autoriteiten hebben daarom besloten de doorgifte van het kanaal voor een periode van 12 maanden op te schorten.
De Commissie heeft op basis van de richtlijn audiovisuele mediadiensten (AVMD-richtlijn) beoordeeld of de door de Letse regelgevende instantie genomen maatregelen in overeenstemming waren met het EU-recht. De richtlijn verbiedt het aanzetten tot geweld of haat. De richtlijn stelt de procedure vast die een lidstaat moet volgen wanneer hij van mening is dat dit verbod niet is nageleefd door een in een andere lidstaat gevestigde aanbieder van mediadiensten, overeenkomstig de voorschriften van de richtlijn audiovisuele mediadiensten. Letland heeft aangetoond dat er sprake is van duidelijke, ernstige en ernstige inbreuken op het verbod op het aanzetten tot geweld of haat.
Na een zorgvuldige analyse van de zaak en na raadpleging van de Europese Groep van regelgevende instanties voor audiovisuele mediadiensten (ERGA) heeft de Commissie op 7 mei 2021 besloten dat de tijdelijke opschorting door Letland van de uitzendingen van Rossiya RTR op zijn grondgebied evenredig en gerechtvaardigd is.
In 2019 kwam de Commissie tot dezelfde conclusie met betrekking tot de tijdelijke opschorting voor drie maanden van hetzelfde kanaal. In 2015, 2017 en 2018was de Commissie van mening dat de tijdelijke opschorting van de doorgifte van „RTR Planeta” op grond van het aanzetten tot haat waartoe Litouwen had besloten, verenigbaar was met het EU-recht.
In het besluit wordt eens te meer gewezen op het belang van de bestrijding van haatzaaiende uitlatingen en het aanzetten tot geweld. Met de herziene richtlijn audiovisuele mediadiensten worden de inspanningen ter bestrijding van het aanzetten tot geweld en haat opgevoerd door, overeenkomstig artikel 21 van het Handvest van de grondrechten van de EU, de gronden uit te breiden op basis waarvan audiovisuele inhoud kan worden beschouwd als aanzetten tot geweld en haat. Tot die gronden behoren bijvoorbeeld geslacht, handicap, leeftijd, politieke of andere denkbeelden en seksuele geaardheid.
Beschikking LV van de Commissie
Beschikking van de Commissie DE