Skip to main content
Shaping Europe’s digital future
Consultation results | Publicatie

Richtlijn verlaging kosten voor breedband: samenvattend verslag van de raadpleging met het oog op de herziening ervan

In het samenvattend verslag van de openbare raadpleging over de evaluatie en herziening van de richtlijn betreffende de verlaging van de kosten voor breedband wordt de balans opgemaakt van de bijdragen en worden voorlopige trends gepresenteerd die daaruit naar voren komen, waarbij de nadruk ligt op de kwantitatieve aspecten ervan. Het doel van de openbare raadpleging, die plaatsvond van 2 december 2020 tot en met 2 maart 2021, was om de standpunten en input van belanghebbenden te verzamelen over de uitvoering van de richtlijn ter ondersteuning van de evaluatie ervan, alsook over mogelijke toekomstige aanpassingen ter ondersteuning van de voorbereiding van een herzien wetgevingsvoorstel.

Symbolisch beeld van een mallet op een tafel in een rechtszaal

Disclaimer: de standpunten die in dit samenvattend feitenverslag worden gepresenteerd, zijn niet de standpunten van de Europese Commissie, maar van de belanghebbenden die aan deze openbare raadpleging hebben deelgenomen. Het kan in geen geval worden beschouwd als het officiële standpunt van de Commissie of haar diensten.

Doel van de raadpleging

De richtlijn betreffende de verlaging van de kosten voor breedband heeft tot doel de uitrol van elektronischecommunicatienetwerken met hoge snelheid te vergemakkelijken en te stimuleren door de kosten van de uitrol te verlagen met een reeks geharmoniseerde maatregelen. De reacties op de openbare raadpleging vormen een aanvulling op en actualiseren de gegevens die de Commissie tot dusver heeft verzameld, waaronder het verslag over de uitvoering van de richtlijn betreffende de verlaging van de kosten voor breedband en het voortdurende toezicht op de uitvoering ervan in de lidstaten en op de markt- en technologische ontwikkelingen die zich sinds de vaststelling ervan hebben voorgedaan.

De herziening van de richtlijn betreffende de verlaging van de kosten voor breedband („de richtlijn”) maakt deel uit van de acties die zijn aangekondigd in de mededeling „De digitale toekomst van Europa vormgeven”(COM (2020) 67 final) en is van groot belang voor de verwezenlijking van de connectiviteitsdoelstellingen die de Commissie heeft vastgesteld in de mededeling over een gigabitmaatschappij (COM (2016) 587 final) in Europa, alsook van de doelstellingen en streefcijfers die zijn opgenomen in het „Digitaal kompas 2030: de Europese aanpak voor het digitale decennium "(COM (2021) 118 final).

 

De openbare raadpleging had tot doel standpunten te verzamelen over:

  1. de evaluatie van de algemene werking van de richtlijn
  2. mogelijke aanpassingen aan technologische, markt- en regelgevingsontwikkelingen en andere verbeteringen met het oog op een efficiëntere en snellere uitrol van duurzame netwerken met zeer hoge capaciteit (VHCN), met inbegrip van glasvezel en 5G
  3. de noodzaak van aanpassing aan het Europees wetboek voor elektronische communicatie (EECC)
  4. hoe het herziene instrument kan bijdragen tot de duurzaamheid van de elektronische-communicatiesector, in overeenstemming met de „Europese Green Deal” (COM (2019) 640)
  5. de mogelijke vermindering van de administratieve lasten en het potentieel voor vereenvoudiging.

Wie hebben er deelgenomen aan de raadpleging?

Van de 96 respondenten uit 25 landen (22 lidstaten, Verenigd Koninkrijk, Noorwegen en China) waren er 36 bedrijfs-/bedrijfsorganisaties (waaronder exploitanten van elektronische-communicatienetwerken, exploitanten van andere soorten netwerken, exploitanten van fysieke infrastructuur voor het hosten van elektronische-communicatienetwerken, leveranciers van elektronische-communicatieapparatuur en aanverwante diensten), 23 bedrijfsverenigingen (voornamelijk van exploitanten van elektronische-communicatienetwerken), 23 overheidsinstanties (lokale, regionale en nationale overheden, waaronder nationale regelgevende instanties („NRI’s”), zes EU-burgers, twee ngo’s, één vakbond en vijf andere (bv. adviesbureaus voor breedband, belanghebbenden van algemeen belang enz.). Vier bedrijfs-/bedrijfsorganisaties die hebben gereageerd, zijn kleine en middelgrote ondernemingen (kmo’s) uit Duitsland (2), Slovenië (1) en Zweden (1).

Figuur 1: Verdeling van de reacties op de openbare raadpleging per soort respondent.

Figuur 2. Verdeling van de antwoorden per land.

De profielen van de respondenten weerspiegelen het zelfselecterende karakter van openbare raadplegingen en vragen om voorzichtigheid bij het interpreteren van de resultaten, aangezien zij niet kunnen worden beschouwd als een representatieve steekproef van alle Europese belanghebbenden of van alle belanghebbenden binnen een categorie belanghebbenden, noch evenveel gewicht hebben (bv. Europese verenigingen die verschillende aanbieders van elektronische communicatie uit verschillende lidstaten vertegenwoordigen als individuele meningen). Hoewel drie NRI’s aan deze openbare raadpleging hebben deelgenomen, heeft de raad van Europese regelgevende instanties voor elektronische communicatie (Berec) een afzonderlijk advies uitgebracht waarin over het geheel genomen dezelfde aspecten aan bod komen.

Voorlopige bevindingen

Secties hadden gemiddeld meer dan 70 % actieve deelname (tenzij anders vermeld, betekent „respondenten” degenen die daadwerkelijk hebben geantwoord op de specifieke vraag/vragen, aangezien het de respondenten vrijstond niet alle vragen of subvragen te beantwoorden, afhankelijk van hun kennis of specifieke belangstelling). Zonder vooruit te lopen op de diepgaande analyse van de antwoorden kunnen wij de volgende algemene trends waarnemen.

Aanjagers van de tijdige en efficiënte uitrol van elektronische communicatienetwerken

De meerderheid van de respondenten geeft aan dat de volgende aspecten een aanzienlijke impact hebben op de tijdige en efficiënte uitrol van elektronische communicatienetwerken: vergunningsprocedures (84 %) en vergunningsvergoedingen (54 %); toegang tot bestaande fysieke infrastructuur van elektronische-communicatienetwerken (77 %), tot bestaande fysieke infrastructuur van elektriciteitsnetwerken (56 %) of tot andere elementen en faciliteiten die geschikt zijn om netwerkelementen te installeren (55 %); coördinatie van civiele werken en andere mede-investeringen of gezamenlijke uitrolmechanismen (62 %); naast informatie over bestaande fysieke infrastructuur (79 %), over andere elementen en faciliteiten die geschikt zijn om netwerkelementen te installeren (71 %) of over lopende of geplande civiele werken (68 %) en toegang tot fysieke binnenhuisinfrastructuur (69 %) (de responsoptie „Toegang tot bestaande fysieke infrastructuur van andere leveringsnetwerken (bv. water, warmte, gasvoorziening, riolering)” werd beschouwd als een aspect dat de tijdige en efficiënte uitrol van elektronische communicatienetwerken door minder dan de helft van de respondenten zou beïnvloeden).

Algemene werking van de richtlijn

36 % van de respondenten (waarvan 29 % vertegenwoordigers van bedrijfsorganisaties, 25 % van de exploitanten van elektronische-communicatienetwerken en 36 % van de overheidsinstanties) vindt de richtlijn in overeenstemming met het regelgevingskader voor elektronische communicatie van 2009 en 30 % met het Europees wetboek voor elektronische communicatie (waarvan 13 % vertegenwoordigers van bedrijfsorganisaties, 29 % van de exploitanten van elektronische-communicatienetwerken en 42 % van de overheidsinstanties). 45 % van de respondenten bevestigt de toegevoegde waarde voor de EU van de door de richtlijn tot stand gebrachte harmonisatie door voorspelbaarheid van de regelgeving en rechtszekerheid, 29 % door eenvoudige en efficiënte administratieve procedures, 24 % door het gemak om zaken te doen in de hele EU en 23 % door schaalvoordelen voor bedrijven met exploitanten die in meerdere EU-landen zaken doen (figuur 3).

Figuur 3. De toegevoegde waarde voor de EU van de door de richtlijn tot stand gebrachte harmonisatie door verschillende factoren.

Wat de algemene doelstellingen van de richtlijn betreft, is 20 % van de respondenten van mening dat de richtlijn doeltreffend is om de uitrol van elektronische hogesnelheidscommunicatienetwerken tegen lagere kosten te vergemakkelijken, terwijl 26 % neutraal blijft en 43 % van mening is dat de richtlijn niet doeltreffend genoeg is. Wat de operationele doelstellingen betreft, is 19 % van de respondenten van mening dat de richtlijn doeltreffend is voor het versterken van de coördinatie van civiele werken en 11 % wat betreft de vermindering van de tijd en de kosten van vergunningverlening, tegenover respectievelijk 48 % en 51 % die de richtlijn ondoeltreffend achten. De redenen hiervoor zijn bijvoorbeeld de hardnekkige belemmeringen voor de uitrol van netwerken, het ontbreken van uniforme en gedigitaliseerde administratieve procedures en van coördinatie tussen verschillende overheidsdiensten of het onvoldoende doeltreffende centrale informatiepunt. 34 % van de respondenten is van mening dat de richtlijn de uitrol van elektronische-communicatienetwerken heeft vergemakkelijkt en gestimuleerd door toegang tot bestaande fysieke infrastructuur en daarmee samenhangende transparantiemaatregelen, 28 % als gevolg van de coördinatie van civiele werken en de daarmee samenhangende transparantiemaatregelen, 29 % als gevolg van de toegang tot fysieke binnenhuisinfrastructuur en daarmee samenhangende toegangsmaatregelen, 28 % door bevoegde instanties en andere horizontale bepalingen, en 25 % door vergunningsprocedures.

Toegang tot en beschikbaarheid van fysieke infrastructuur en coördinatie van civiele werken

Wat betreft de omvang van de kosten in verband met fysieke infrastructuur in verhouding tot de totale kosten van de uitrol van vaste en mobiele/draadloze netwerken, geeft slechts minder dan 40 % (vast) en 20 % (mobiel/draadloos) van alle deelnemers aan de openbare raadpleging hun bijbehorende ramingen (de overgrote meerderheid waren bedrijfs-/bedrijfsorganisaties of bedrijfsverenigingen die exploitanten van elektronische-communicatienetwerken vertegenwoordigen). Ongeveer driekwart van de respondenten beschouwt dergelijke kosten als meer dan 60 % in het geval van vaste netwerken en meer dan 40 % in het geval van mobiele/draadloze netwerken (figuur 4).

Figuur 4: Percentage dat de kosten in verband met fysieke infrastructuur vertegenwoordigen in verhouding tot de totale kosten van de uitrol van vaste en mobiele/draadloze netwerken.

43 % van de respondenten is van mening dat de verplichting om te voldoen aan redelijke verzoeken om toegang onder eerlijke en redelijke voorwaarden, met inbegrip van prijsstelling, tot fysieke infrastructuur die eigendom is van exploitanten van elektronische-communicatienetwerken passend is om effectieve en evenredige toegang tot verschillende soorten bestaande fysieke infrastructuur te waarborgen, terwijl 41 % van de respondenten deze passend acht voor toegang tot fysieke infrastructuur die eigendom is van exploitanten van andere netwerken dan elektronische communicatienetwerken. 48 % van de respondenten is van mening dat het beginsel van „eerlijke en redelijke voorwaarden” voor toegang tot fysieke infrastructuur uit hoofde van artikel 3 van de richtlijn niet doeltreffend is toegepast (met betrekking tot de uitkomst) en 46 % niet efficiënt (wat de tijd betreft) door geschillenbeslechtingsorganen.

Wat de toegang tot bestaande fysieke infrastructuur betreft, zijn de respondenten van mening dat het gebrek aan beschikbaarheid van geschikte fysieke infrastructuur (76 %), het gebrek aan informatie over bestaande fysieke infrastructuur (59 %), de moeilijkheid om met de eigenaren van fysieke infrastructuur overeenstemming te bereiken over de toegangsvoorwaarden (58 %) en het trage/ondoeltreffende geschillenbeslechtingsproces (54 %) hebben geleid tot een duurdere of langdurige uitrol van het netwerk. De standpunten van de belangrijkste categorieën belanghebbenden zijn weergegeven in figuur 5.

Figuur 5: Factoren die hebben geleid tot een duurdere of langdurige netwerkuitrol met betrekking tot de toegang tot bestaande fysieke infrastructuur.

67 % van de respondenten geeft aan dat de huidige bepalingen inzake voor hoge snelheden bestemde inpandige fysieke infrastructuur, zoals bepaald in de richtlijn, ten minste enig belang hebben gehad bij het vergemakkelijken van de uitrol van elektronische communicatienetwerken.

Meer dan twee derde van de respondenten is van mening dat de coördinatie van civiele werken tussen elektronische-communicatienetwerken (71 %) of met vervoersnetwerken (met inbegrip van spoorwegen, wegen, havens en luchthavens) (68 %) en elektriciteitsnetwerken (met inbegrip van openbare blikseminslag) (67 %) een zekere mate van relevantie zou hebben voor de uitrol van elektronische communicatienetwerken, terwijl meer dan de helft van de respondenten ook gas-, water- en verwarmingsnetwerken aangaf.

Figuur 6 Relevantie van de coördinatie van civiele werken tussen elektronische-communicatienetwerken en andere soorten netwerken.

Transparantiemaatregelen

Wat betreft de minimale informatie over fysieke infrastructuur die beschikbaar moet zijn voor exploitanten die elektronische-communicatienetwerken willen uitrollen die verder gaan dan de in artikel 4, lid 1, van de richtlijn gespecificeerde informatie, geeft 74 % van de respondenten aan waar de locatie en/of route met georeferentie liggen en geeft 40 % van de respondenten aan dat zij totale en reservecapaciteit hebben om netwerkelementen te hosten (bv. aantal kabelgoten, m² van de beschikbare ruimte).

66 % en 22 % van de respondenten noemen respectievelijk een uniek informatieregister (ingevuld door netwerkexploitanten en overheidsinstanties) en federatie van bestaande informatieregisters (van verschillende netwerkexploitanten en/of overheidsinstanties) als beste mechanismen om de meest passende en efficiënte toegang tot relevante informatie over bestaande fysieke infrastructuur en geplande civiele werken te waarborgen.

Meer dan 60 % van de respondenten is van mening dat de in figuur 7 verstrekte informatie relevant is om de uitrol van het netwerk te vergemakkelijken indien de informatie voortdurend via het centrale informatiepunt werd bijgewerkt.

Figuur 7: Relevantie van de beschikbaarheid van voortdurend bijgewerkte informatie via de centrale informatiepunten om de uitrol van het netwerk te vergemakkelijken.

Vergunningsprocedures

Meer dan driekwart van de respondenten wijst op het gebrek aan coördinatie tussen de verschillende instanties die bevoegd zijn voor het verlenen van vergunningen (80 %), de vele vergunningen die nodig zijn voor de uitrol van elektronische-communicatienetwerken (79 %), het gebrek aan elektronische middelen/procedures voor vergunningsaanvragen en de niet-naleving van de termijn voor het verlenen van alle vergunningen voor de uitrol van elektronische-communicatienetwerken (75 %).

Met betrekking tot mogelijke maatregelen voor het stroomlijnen van de vergunningsprocedures voor de uitrol van elektronische communicatienetwerken geven de respondenten aan (zie figuur 8): de beschikbaarheid van een geïntegreerde vergunningsprocedure die alle verschillende procedures van elk van de betrokken bevoegde instanties omvat en van de mogelijkheid om vergunningsaanvragen langs elektronische weg in te dienen (93 %); één enkel toegangspunt (one-stop-shop) dat als tussenpersoon optreedt en vergunningsaanvragen doorstuurt naar een bevoegde autoriteit (nationaal, regionaal of lokaal) (89 %); coördinatie en toezicht door één instantie (of een geheel van instanties) van de vergunningsprocedures door alle bevoegde autoriteiten (62 %); de harmonisatie van vergunningsprocedures op het niveau van de lidstaten (75 %) of op EU-niveau (59 %) en de centralisatie van de bevoegdheid voor alle vergunningen in één autoriteit binnen de lidstaat (58 %).

Figuur 8: Mogelijke maatregelen voor het stroomlijnen van de vergunningsprocedures voor de uitrol van elektronische communicatienetwerken.

Milieueffecten van elektronische communicatienetwerken

De respondenten erkennen dat de uitrol van vaste netwerken (37 %), de exploitatie van vaste netwerken (35 %), de uitrol van mobiele/draadloze netwerken (31 %) en de exploitatie van mobiele/draadloze netwerken (40 %) een matig of groter negatief effect op het milieu kunnen hebben, met name door de uitstoot van CO2 en andere broeikasgassen.

72 % van de respondenten is van mening dat de productie van de apparatuur, de gebruikte materialen en de logistiek zou bijdragen tot de milieueffecten van de uitrol van elektronische communicatienetwerken, terwijl 58 % en 56 % respectievelijk de uitroltechnieken (bv. het type trenching) en het soort netwerken (bv. vast of draadloos/mobiel) aangaven als factoren die bijdragen.

Governance, handhaving en rechtsinstrument

Hoewel een minderheid van de exploitanten van elektronische-communicatienetwerken van mening is dat het systeem voor geschillenbeslechting doeltreffend is, is het standpunt van de overheid over het algemeen veel positiever.

Meer dan de helft (53 %) van de respondenten is het ermee eens dat het vaststellen van regels voor de kostenverdeling (in geval van coördinatie van civiele werken) een bevredigend geschillenbeslechtingsproces zou garanderen (53 % van de bedrijfsverenigingen, 39 % van de bedrijfs-/bedrijfsorganisaties en 37 % van de overheidsinstanties), terwijl 44 % van mening is dat dit zou worden gewaarborgd door sancties op te leggen aan het geschillenorgaan indien de afwikkeling niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt (35 % van de ondernemersverenigingen, 46 % van de bedrijfs-/bedrijfsorganisaties en slechts 6 % van de overheidsinstanties die de desbetreffende vraag hebben beantwoord).

47 % van de respondenten vindt de keuze voor een richtlijn als rechtsinstrument voor het reguleren van de maatregelen ter verlaging van de kosten van de aanleg van elektronische communicatienetwerken passend, terwijl 26 % van de respondenten het ongepast vindt (waarvan 85 % netwerkexploitanten/verenigingen en 5 % overheidsinstanties). Voor de herziening is 47 % van de respondenten voorstander van het gebruik van een richtlijn met minimale harmonisatie (vergelijkbaar met de huidige richtlijn); 39 % van het gebruik van een verordening als rechtsinstrument en 25 % van het gebruik van een richtlijn met maximale harmonisatie.

De volgende stappen

De Commissie zal de antwoorden grondiger analyseren. De beoordeling van de antwoorden, samen met aanvullende input van andere raadplegingsactiviteiten en bronnen, zal worden meegenomen in de evaluatie van de uitvoering van de richtlijn en bij de voorbereiding van de effectbeoordeling en het herziene wetgevingsvoorstel. 

Samenvattend feitenverslag „Bijdragen aan de raadpleging”

Download het samenvattend verslag van de richtlijn betreffende de verlaging van de breedbandkosten (.pdf).

Raadpleeg de individuele bijdragen van respondenten over „Geef uw mening” en download aanvullende bijdragen van Bundesregierung (.pdf), ECTA (.pdf) en CETIN (.pdf)